Aan- en verkoopkosten |
Aan- of verkoopkosten die door een beleggingsfonds in rekening worden gebracht. |
Aandelen |
Effecten met eigendomsrechten in een bedrijf. |
Aandelenkapitaal |
De definitie van aandelenkapitaal (equity) kan afhankelijk zijn van de context, maar wordt binnen vermogensbeheer meestal gebruikt als een andere benaming voor de aandelen in een bedrijf. De aandeelhouders zijn de eigenaren van een bedrijf en kunnen hun stemrecht uitoefenen over belangrijke aangelegenheden, zoals de benoeming van bestuurders. Ook profiteren ze van een stijging van de waarde van het bedrijf, en dus de aandelen van het bedrijf, als het bedrijf succes heeft. |
Actieve en passieve beheerstrategie |
Sommige beleggingsmaatschappijen menen dat het mogelijk is regelmatig een beter rendement dan de markt te behalen, en zetten professionele beleggingsbeheerders in voor het beheer van hun middelen. Actief beheer berust op analytisch onderzoek en een goed beoordelingsvermogen in plaats van op benchmarking en index-tracking. Passieve beheerders daarentegen verrichten geen research en vertrouwen simpelweg op benchmarkwegingen voor het volgen van een index. Doel bij actief beheer is het behalen van betere rendementen dan die van passief beheerde indexbeleggingsfondsen. |
Administratiekantoor |
Instelling of organisatie die verantwoordelijk is voor het bijhouden van de administratie voor obligatiehouders en aandeelhouders (de 'registrar'). Als u een obligatie of een aandeel aan toonder in een bedrijf bezit, wordt u als eigenaar geregistreerd door één van deze instellingen. |
Aflossing |
Terugbetaling van de hoofdsom die een belegger heeft belegd in een vastrentend effect, zoals een obligatie of een preferent aandeel; of de verkoop en inname van participaties in een onderling beleggingsfonds ('mutual fund'). Bij een vastrentend effect vindt aflossing à pari of tegen een premie plaats op de vervaldatum of door intrekking door de emittent. Bij een onderling beleggingsfonds vindt aflossing plaats naar keuze van de belegger, maar de emittent kan hier beperkingen aan opleggen, zoals een minimum termijn van aanhouden. |
Alpha |
Maatstaf van risicogewogen rendement. Een hogere alpha geeft aan dat een effect het beter heeft gedaan dan gezien de gegeven bèta verwacht werd. |
Ask |
De koers waartegen een verkoper bereid is een effect te verkopen, ook wel bekend als de laatkoers. Naast de koers vermeldt de ask quote meestal ook het aantal effecten. |
Assetallocatie |
De verdeling van beleggingen of vermogensbestanddelen over verschillende geografische gebieden, branches en soorten effecten. |
Attributieanalyse |
Tool voor rendementsevaluatie. Wordt gebruikt voor het analyseren van de capaciteiten van portefeuille- en fondsbeheerders. Attributieanalyse geeft de impact aan van de beleggingsbeslissingen van een beheerder met betrekking tot algeheel beleggingsbeleid, asset allocatie, effectenselectie en activiteiten. |
Balkanstaten |
Landen die deel uitmaakten van de voormalige Federale Republiek Joegoslavië (te weten Bosnië-Herzegovina, Kroatië, Kosovo, Macedonië, Montenegro, Servië en Slovenië) alsmede Albanië. |
Basispunt |
Eenheid die gelijk is aan 1/100 van 1% en gebruikt wordt om een wijziging in een financieel instrument aan te duiden. Het basispunt wordt vaak gebruikt voor het berekenen van wijzigingen in rente, aandelenindices en het rendement van vastrentende effecten. De relatie tussen percentuele wijzigingen en basispunten kan als volgt worden samengevat: 1% wijziging = 100 basispunten, en 0,01% = 1 basispunt. |
Basisrente |
De rente die wordt vastgesteld door de centrale banken. |
Bear markt |
Aanhoudende periode van marktdalingen (baisse). |
Beheersvergoeding |
Vaste vergoeding die een fondsbeheerder in rekening brengt voor zijn of haar diensten. |
Beleggingswaardige obligatie |
Obligatie met een goede financiële reputatie. Meestal met BBB of hogere rating. |
Benchmark |
Index die als referentiepunt fungeert voor het meten van het rendement van een fonds. Benchmarks stellen beleggers in staat de prestaties van verschillende fondsbeheerders te vergelijken en tot een evenwichtig, objectief oordeel te komen. |
Bèta |
Cijfer dat de historische volatiliteit van een fonds ten opzichte van zijn benchmarkindex aangeeft: Van een fonds met een bèta van 1 wordt verwacht dat het in lijn met zijn benchmarkindex beweegt; Van een fonds met een bèta van meer dan 1 wordt verwacht dat het volatieler is dan de bewegingen van zijn benchmarkindex; Van een fonds met een bèta van minder dan 1 wordt verwacht dat het minder volatiel is dan zijn benchmarkindex. Een voorbeeld: als de bèta van een aandeel 1.2 is, dan is het in theorie 20% volatieler dan de markt. |
Betaalbaarstelling |
In de context van beleggingsfondsen wordt hiermee de datum (of data) bedoeld waarop de door de onderliggende effecten gegenereerde inkomsten worden uitgekeerd aan beleggers. |
Biedkoers |
Een door een belegger, handelaar of dealer gedaan aanbod tot koop van een effect. De bieding vermeldt zowel de koers waartegen de koper bereid is het effect te kopen als het aantal te kopen stukken. |
Blue chip |
Gewoon aandeel van een gevestigde onderneming met een lange geschiedenis van stabiele groei en met een zeer substantieel kapitaal. Vernoemd naar een blauwe fiche die een hoge waarde vertegenwoordigt. |
Bottom-up |
Bij bottom-up beleggen richt de belegger zijn of haar aandacht op een specifiek bedrijf of aandeel en niet op de branche waarin dat bedrijf opereert of op de economie als geheel. Bij de bottom-up benadering gaat men ervan uit dat individuele bedrijven het goed kunnen doen, ook binnen een branche die het niet zo goed doet. Dit is het tegenovergestelde van "top-down" beleggen. Verantwoorde beslissingen nemen op basis van een bottom-up beleggingsstrategie vereist een grondige analyse van het bedrijf in kwestie. Zo moet men zich op de hoogte stellen van de producten en diensten, de financiële stabiliteit en de onderzoeksrapporten van het bedrijf. |
Calloptie |
Optie die de houder ervan het recht geeft een aandeel op een toekomstig tijdstip te kopen voor een prijs die nu al is overeengekomen. |
CEMBI |
De Corporate Emerging Markets Bond Index van JP Morgan |
Closed-end beleggingsfonds |
Een closed-end beleggingsfonds is een beleggingsfonds waarbij het aantal aandelen gedurende de looptijd van het fonds meestal niet veranderd. Hierdoor is de koers van het aandeel of participatie in het fonds geheel afhankelijk van de vraag en het aanbod van de markt. |
Collectief beleggingsfonds |
Dit is een fonds dat geld ophaalt bij een aantal private beleggers en dit geld in één fonds bundelt. Hierdoor kunnen beleggers in een groter aantal individuele beleggingen beleggen dan anders het geval zou zijn, en kunnen ze dus het risico vermijden van beleggen in aandelen van slechts enkele bedrijven. |
Consortium (syndicaat) |
Groep professionele financiële instellingen die gezamenlijk een transactie uitvoeren die ze alleen niet hadden kunnen uitvoeren. |
Converteerbare obligatie |
Een obligatie die op bepaalde overeen te komen condities omgezet kan worden in gewone aandelen van de emittent. |
Core plus |
Beheerstijl op het gebied van fixed income waarmee beheerders instrumenten met een hoger risico en een hoger potentieel rendement (bijv. hoogrenderende obligaties, verzamelobligaties en obligaties van opkomende markten) kunnen toevoegen om portefeuilles met doorgaans beleggingswaardige obligaties te kernen. |
Correlatie |
Correlatie geeft de sterkte aan van een lineaire relatie tussen twee instrumenten, of het nu gaat om aandelen, indices of fondsen. Een perfecte positieve correlatie (wanneer de beleggingen zich op exact dezelfde manier gedragen) wordt aangeduid met 1, een perfecte negatieve correlatie; d.w.z. de beleggingen bewegen zich in exact tegenovergestelde richting. 0 staat voor geen enkele lineaire correlatie; d.w.z. de beleggingen gedragen zich onafhankelijk van elkaar. |
Coupon |
De vaste rente die gedurende de looptijd van een obligatie wordt uitgekeerd. Een coupon van 4% houdt in dat de houder ervan $40 per jaar ontvangt voor iedere belegde $1000. |
Couponloze obligatie (zero coupon bond) |
Zogenaamde 'zero's' zijn obligaties waar tijdens de looptijd geen rente over wordt uitgekeerd, maar die met een korting op hun nominale waarde worden verkocht. Een couponloze obligatie neemt doorgaans in waarde toe naarmate de vervaldatum dichterbij komt, waarbij het rendement enkel uit de waardevermeerdering wordt gehaald. Het risico bestaat dat een kredietnemer niet aan zijn rente- en/of aflossingsverplichtingen voldoet. |
Credit default swaps |
Credit default swaps (CDS’s, ook wel kredietverzuimswaps) zijn in wezen verzekeringen tegen wanbetaling. De koper van een swap ontvangt kredietbescherming, terwijl de verkoper van de swap de kredietwaardigheid van het schuldinstrument garandeert. Doel van een CDS is het risico van verzuim over te brengen van de houder van de obligatie naar de verkoper van de swap. |
CSSF |
De Commission de Surveillance du Secteur Financier is de financiële toezichthouder in Luxemburg. De CSSF is verantwoordelijk voor toezicht op de financiële sector. |
Debenture |
Soort obligatie die niet is gedekt door fysieke activa of onderpand als zekerheid. Debentures worden alleen maar ondersteund door de algehele kredietwaardigheid en reputatie van de emittent. Zowel bedrijven als overheden geven regelmatig dit type obligatie uit om kapitaal op te halen. |
Deelneming |
Deze term (in het Engels: holding) kan worden gebruikt voor het aangeven van het aantal participaties of aandelen dat een belegger in zijn bezit heeft, of het bedrag dat een fonds in een bepaald bedrijf heeft belegd. |
Derivaten |
Derivaten, ofwel afgeleide producten, is de collectieve term die gehanteerd wordt voor bepaalde typen financiële instrumenten, zoals futures en opties. Een derivaat op zich is slechts een overeenkomst tussen twee of meer partijen. De waarde ervan wordt bepaald door schommelingen in de onderliggende waarde. De meestvoorkomende onderliggende vermogensbestanddelen zijn aandelen, obligaties, grondstoffen, valuta's, rente en marktindices. De meeste derivaten worden gekenmerkt door een hoge leverage. |
Diversificatie |
Spreiding van vermogen over verschillende effecten. Diversificatie is een doeltreffende manier om de risico's te verkleinen, en het beperkt de gevolgen van een ondermaats rendement van één bepaald effect op het fonds als geheel. |
Dividend |
Dit zijn de inkomsten die u als aandeelhouder van een bedrijf ontvangt. Het is dat deel van de door een bedrijf gemaakte winst dat het bedrijf heeft besloten uit te keren aan haar aandeelhouders. Het dividend verschilt van jaar tot jaar, afhankelijk van de winst of operationele strategie van het bedrijf. |
Dividendrendement |
Verhouding tussen de hoogte van de dividendinkomsten die een bedrijf uitkeert en de actuele aandeelkoers van het bedrijf. Het dividendrendement wordt berekend door het jaarlijks dividend per aandeel van een bedrijf te delen door de actuele aandeelkoers van het bedrijf. Er wordt daarbij geen rekening gehouden met waardestijgingen en -dalingen die verbandhouden met het aandeel. |
Domicilie |
De wettelijke vestigingsplaats van een fonds of andere rechtspersoon. |
Due diligence |
Onderzoek naar c.q. controle van een mogelijke of bestaande belegging. |
Duration |
Maatstaf van de gevoeligheid van de koers (de waarde van de hoofdsom) van een obligatiebelegging voor een rentewijziging. De duration wordt uitgedrukt in aantal jaren. Een stijgende rente betekent dalende obligatiekoersen, en een dalende rente betekent stijgende obligatiekoersen. |
Effect |
Verwijst naar aandelen en andere waarden die kunnen worden gelijkgesteld met aandelen, schuldbewijzen of andere verhandelbare waarden die het recht geven om dergelijke Effecten te verwerven via inschrijving of ruil zoals bedoeld in artikel 41 van de wet van 17 december 2010 op collectieve beleggingsinstellingen, met uitzondering van de technieken en instrumenten zoals bedoeld in artikel 42 van de wet. |
Effecten |
Een effect is in wezen een contract waaraan een waarde kan worden toegewezen en waarin gehandeld kan worden. Effecten zijn o.a. aandelen, obligaties en vele andere financiële activa die een waarde bezitten. |
Effectief rendement (YTM) |
Yield to Maturity. Cijfer dat bij obligaties het totale rendement voor een belegger aangeeft als hij of zij de obligatie tot de vervaldatum of de aflossing in bezit houdt. Het is de geannualiseerde som van alle bruto rente, dividend en vermogenswinst of -verlies bij aflossing. |
Emittent |
Overheid of instelling die c.q. bedrijf dat de obligatie heeft uitgegeven. |
Eurozone |
Geografisch en economisch gebied dat bestaat uit alle landen van de Europese Unie die de euro volledig hebben aangenomen als nationale munteenheid. Soms ook aangeduid als euroland. |
Fonds Commun de Placement |
Een open-ended beleggingsfonds, doorgaans actief in de Franstalige landen van Europa. Bezit geen zelfstandige juridische status, maar bestaat uit een geheel van afspraken tussen beleggers, beheerder en bewaarder en is vergelijkbaar met een fonds voor gemene rekening. |
Fondsomvang |
De totale marktwaarde van de effecten van een fonds, inclusief liquiditeiten, op enigerlei moment. |
Financial Conduct Authority |
De belangrijkste toezichthouder op de financiële dienstverleningssector in het Verenigd Koninkrijk, voorheen bekend als de Securities and Investment Board (SIB). De Financial Conduct Authority is de aangewezen instantie onder de Financial Services and Markets Act 2000 en de toezichthouder voor effectenbeurzen, clearinginstituten, erkende beroepsorganisaties, banken, wholesale geldmarkten en bepaalde beleggingsondernemingen. |
Frontier Markt |
Elk land dat deel uitmaakt van de index MSCI Frontier Markets of van een samengestelde index die hiervan is afgeleid (of elke vervangende index, indien van toepassing) dan wel elk land dat een opkomend land is maar, naar het oordeel van de Beleggingsadviseur, de economische kenmerken bezit van de landen die deel uitmaken van de index MSCI Frontier Markets. |
Frontier Markt voor obligaties |
Elk land dat deel uitmaakt van de index J.P. Morgan Next Generation Markets (NEXGEM) of van een samengestelde index die hiervan is afgeleid (of elke vervangende index, indien van toepassing) dan wel elk land dat een opkomend land is maar, naar het oordeel van de Beleggingsadviseur, economische kenmerken bezit die vergelijkbaar zijn met die van de landen die deel uitmaken van de index J.P. Morgan Next Generation Markets. |
FSMA |
De Financial Services and Markets Authority (FSMA, Autoriteit Financiële Diensten en Markten) is de toezichthouder op de Belgische financiële sector. De FSMA opereert volgens het zogenaamde ‘twin peaks’-model: ze deelt de verantwoordelijkheid voor de financiële markten met de Nationale Bank van België. |
Fund of Fund |
Een fund of fund belegt tegelijkertijd in verschillende fondsen en verkleint daarmee het rendementsrisico dat aan één enkel fonds kleeft. De beheerder van het fonds selecteert de fondsen om in te beleggen, maar niet de individuele aandelen. |
Futures |
Contract waarbij u verplicht bent om op een datum in de toekomst een handelsgoed te kopen of te verkopen tegen een vaste prijs die nu al overeen is gekomen. |
Geannualiseerd |
Een geannualiseerd, ofwel op jaarbasis gebracht, rendement vormt een geometrisch gemiddeld jaarrendement over een bepaalde periode. Als een fonds bijvoorbeeld een rendement van 75% over 5 jaar heeft geboekt, betekent dit dat het fonds gemiddeld een geannualiseerd rendement van 11,8% per jaar zou hebben geboekt. |
Gearing |
Verhouding vreemd vermogen/eigen vermogen (VV/EV) van een bedrijf. Als een fonds 'geared' is, dan houdt dit in dat het fonds geld kan lenen om verdere beleggingen te doen. |
Geldmarkt |
De markt van kortlopend schuldpapier met een looptijd van één jaar of korter. Geldmarktinstrumenten zijn o.a. T-bills, Commercial Paper, Bankers' Acceptances, Certificates of Deposits en Federal Funds. |
Gemiddelde vervaldag |
Cijfer met betrekking tot obligatiefondsen dat de gewogen gemiddelde vervaldag van alle obligaties binnen een fonds aangeeft. De vervaldag van een obligatie is de dag waarop de hoofdsom van een obligatie aflosbaar is en de obligatie ophoudt te bestaan. |
Gesecuritiseerde obligaties |
Obligatie vorm, gesecuritiseerd |
Gewone aandelen |
Aandelen waarop volledig stem- en dividendrecht uitgeoefend kan worden. |
GOS |
Gemenebest van Onafhankelijke Staten: voormalige Sovjet-republieken die deel uitmaakten van de Sovjet-Unie vóór de ontbinding hiervan in december 1991. De oorspronkelijke lidstaten zijn: Armenië, Azerbajdzjan, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan, Rusland, Wit-Rusland, Tadzjikistan en Turkmenistan. Georgië was oorspronkelijk lid van het GOS, maar heeft zich in 2009 hieruit teruggetrokken. In het kader van dit Prospectus wordt Georgië echter ondergebracht bij deze groep. |
Groeifonds |
Fonds dat vermogensgroei als hoofddoel heeft. Het tegenovergestelde is een inkomensfonds: het hoofddoel daarvan is het bieden van hoger dan gemiddelde inkomsten in de vorm van dividenduitkeringen. |
Handelen |
Kopen en verkopen van obligaties, aandelen of participaties, of ruilen van aandelen of participaties tussen fondsen. |
Hedgefonds |
Fonds dat verschillende strategieën mag gebruiken, waaronder short gaan, leverage, program trading, swaps, arbitrage en derivaten. |
Hedgen |
Een bestaande positie of commitment beschermen door gebruik te maken van een andere belegging (bijv. een future of optie) om zich in te dekken tegen ongunstige marktbewegingen. |
Hoogrentend (high yield) |
Risicovolle, niet-beleggingswaardige obligaties met een lage kredietrating, vaak BB of lager, waardoor ze doorgaans een hoge rente opleveren. Tegenovergestelde van een beleggingswaardige (investment grade) obligatie. |
ICBE |
Instelling voor Collectieve Belegging in Effecten. De ICBE-regelgeving bepaalt hoe een fonds binnen de Europese Unie in de markt kan opereren, en is bedoeld om grensoverschrijdende fondsverkopen aan beleggers in verschillende landen van de EU toe te staan |
Index |
Graadmeter van de waarde van bepaalde aandelen binnen een bepaalde markt. Een voorbeeld: de bekendste index in de UK is de FTSE 100, en deze index weerspiegelt het rendement van de aandelen van de bedrijven uit de top-100 (naar marktkapitalisatie). Indices worden vaak als referentie (benchmark) gebruikt voor het vaststellen van het relatief fondsrendement.. |
Indexbeleggingsfonds |
Fonds dat de performance van een index volgt. Meestal vindt dit plaats door ofwel te beleggen in de aandelen die samen de index vormen, ofwel door het kopen van een steekproef uit de aandelen die samen de index vormen of een derivaat op basis van de verwachte performance van de index. |
Informatieratio |
Verhouding van portefeuillerendementen boven de rendementen van een benchmark (meestal een index) ten opzichte van de beweeglijkheid van die rendementen. De informatieratio (IR) meet het vermogen van de portefeuillebeheerder een hoger rendement te genereren dan dat van een benchmark, maar de IR probeert ook de consistentie van de belegger vast te stellen. |
Inkomstenaandelen |
Sommige Britse beleggingstrusts geven meer dan één soort aandeel uit. Dit worden 'split-capital investment trusts' genoemd. De eenvoudigste splitsing is die tussen kapitaal- en inkomstenaandelen. |
Introductiedatum |
De startdatum van een beleggingsfonds. |
Jaarlijkse beheervergoeding |
De jaarlijkse vergoeding die een fondsbeheerder in rekening brengt voor zijn of haar diensten. |
Kalenderjaar |
Jaar dat eindigt op 31 december. |
Kapitaaltoereikendheid |
Bedrijven die zich bezighouden met beleggingsactiviteiten zijn verplicht om over voldoende eigen middelen te beschikken. De kapitaaltoereikendheidsrichtlijn van de Europese Unie, waarin minimum kapitaalniveaus zijn vastgesteld voor Britse financiële dienstverleners, is op 1 januari 1996 in werking getreden. |
Kapitaalvermeerdering |
Stijging van de marktprijs van een vermogensbestanddeel. |
Kapitalisatie |
Som van aandelenkapitaal, langlopende schulden en ingehouden winst van een bedrijf. Ook wel bekend als "geïnvesteerd kapitaal". |
KIID |
Het document met essentiële beleggersinformatie dat periodiek beschikbaar komt voor een aandelencategorie van een subfonds |
Kredietrisico |
Het risico dat een kredietnemer niet aan zijn rente- en/of aflossingsverplichtingen voldoet. |
Kwartielrangschikking |
Fondsrangschikkingen verdeeld over vier secties van elk 25%. Een voorbeeld: in een sector met 12 fondsen worden de drie best presterende fondsen ingedeeld in het eerste kwartiel, de slechtst presterende drie in het vierde kwartiel, enz. |
Latijns-Amerika |
Argentinië, Belize, Bolivia, Brazilië, Chili, Colombia, Costa Rica, Ecuador, Guatemala, Guyana, Frans Guyana, Honduras, Jamaica, Mexico, Nicaragua, Panama, Paraguay, Peru, Porto Rico, El Salvador, Suriname, Uruguay, Venezuela. |
Leverage |
Zie gearing |
Liquiditeit |
Vermogen een belegging snel en eenvoudig, en zonder waardeverlies, om te zetten in geld. |
Maatschappelijk verantwoord beleggen |
Maatschappelijk of ethisch verantwoord beleggen is beleggen in bedrijven die een positieve bijdrage aan de wereld leveren, en niet beleggen in bedrijven die schadelijk zijn voor de wereld, voor de mens en voor het milieu. Iemand kan er bijvoorbeeld voor kiezen niet te beleggen in een bedrijf dat alcoholische dranken produceert of werknemers in arme landen uitbuit. |
Makelaar (broker) |
Persoon of firma die optreedt als tussenpersoon tussen kopers en verkopers, gewoonlijk tegen betaling van een provisie. |
Margin |
Geleend geld dat gebruikt wordt om effecten te kopen. Hierdoor ontstaan investeringsmogelijkheden die een investeerder anders niet zou hebben. Dit verhoogt de kans op hogere opbrengsten maar het vergroot ook het risico van grotere verliezen. Ook wanneer men opties koopt, moet men een margin betalen. |
Marktblootstelling |
Percentage waarmee vermogen is belegd in dezelfde sector of geografische regio. Ook wel exposure genoemd. Een voorbeeld: een aandelenportefeuille met een totale waarde van $500.000, waarvan $100.000 is belegd in Braziliaanse, Argentijnse en Peruaanse aandelen, heeft een blootstelling van 20% aan Zuid-Amerika. |
Marktrisico |
De kans dat de waarde van een belegging daalt door een algehele verslechtering van de financiële markt. |
Ministerie van financiën |
Overheidsdepartement dat verantwoordelijk is voor alle financiële beslissingen van de overheid en voor het toezicht op de financiële dienstverleningssector. |
Multimanagerfonds |
Een multimanagerfonds belegt in verschillende fondsen. Met dit type fonds kan de belegger gebruikmaken van diverse stijlen en vaardigheden van meerdere beheerders. |
mutual fund |
Type beleggingsfonds dat effecten te koop aanbiedt c.q. effecten heeft uitstaan die het heeft uitgegeven en die op verzoek van het fonds tegen de actuele nettovermogenswaarde teruggenomen kunnen worden. Alle aandeelhouders participeren in de winsten en verliezen van het fonds. |
Nettovermogenswaarde |
Nettovermogenswaarde. Aanduiding van wat een aandeel waard zou zijn als alle activa werden verkocht en alle schulden werden afgelost, ofwel de minimale waarde van een aandeel. |
Nominale rente |
Feitelijk betaalde rente, die bestaat uit de reële rente plus inflatie. |
Nominale waarde |
De waarde die op een schuldinstrument/obligatie staat vermeld. |
Nominale waarde |
De oorspronkelijke koers waartegen een obligatie is uitgegeven. Dit is ook het bedrag dat beleggers op de vervaldatum ontvangen voor elke obligatie die ze bezitten. Engelse termen hiervoor zijn 'par value' en 'face value'. |
Obligatie van lagere overheden |
Obligatie die wordt uitgegeven door een lagere (Amerikaanse) overheid, zoals een staat, county of gemeente ("municipal bond"). De term wordt ook gehanteerd voor obligaties die worden uitgegeven door instellingen en autoriteiten in Amerikaanse staten. In het algemeen is de op municipal bonds betaalde rente vrijgesteld van federale inkomstenbelasting en, binnen de staat van uitgifte, van staats- en lokale inkomstenbelasting.. |
Obligaties |
Een obligatie is een leenovereenkomst met een bedrijf of staat (bedrijfs- of staatsobligatie) waarbij de hoofdsom aan de belegger wordt terugbetaald wanneer de obligatie vervalt en waarbij de belegger gedurende de looptijd van de lening rente ontvangt. |
Obligaties van opkomende markten |
Obligaties die worden uitgegeven door overheden en andere private of publieke emittenten in landen waarvan de economie wordt aangemerkt als in ontwikkeling of als in opkomst vanuit een situatie van onderontwikkeling. Hieronder vallen doorgaans - geheel of het grootste deel van - Afrika, Oost-Europa, Latijns-Amerika, Rusland, het Midden-Oosten en Azië (excl. Japan). Opkomende markten hebben doorgaans een rating van BBB of lager. Obligaties kunnen luiden in de eigen lokale valuta of in een buitenlandse valuta, zoals de Amerikaanse dollar of de euro. |
Omloopsnelheid |
Factor die aangeeft hoe vaak de aandelen binnen een fondsportefeuille door de beheerder worden gekocht en verkocht ('portfolio turnover ratio', ofwel PTR). De PTR wordt berekend door over een bepaalde periode ofwel het totale aantal gekochte nieuwe effecten ofwel (indien minder) het aantal verkochte effecten te nemen en dat te delen door de totale nettovermogenswaarde (NVW) van het fonds. Deze berekening vindt meestal plaats over een periode van 12 maanden. |
Ondernemingswaarde |
De ondernemingswaarde ('enterprise value') is de marktkapitalisatie van het aandelenkapitaal (equity) van een bedrijf plus de marktwaarde van de verplichtingen van het bedrijf. Vaak wordt de waarde van activa die non-core zijn buiten de uiteindelijke berekening gehouden. Vaak aangeduid als 'totale marktkapitalisatie' van een bedrijf. |
Onderweging / onderwogen |
Situatie waarbij een portefeuille of fonds een kleinere percentuele weging in een vermogensklasse, sector, geografische regio of aandeel bezit dan de index of benchmark waaraan de portefeuille of het fonds wordt afgemeten. |
Ontwikkelde markten |
Rijke landen waarvan de meerderheid van de bevolking toegang heeft tot alle basisbehoeften evenals bepaald comfort en onderwij |
Oost-Europa |
De landen van Midden- en Oost-Europa, waaronder Rusland, Turkije, het GOS en de Balkan-staten. |
Open-ended beleggingsfonds ('open-ended fund') |
Dit is een collectief beleggingsfonds, waarbij het fonds dagelijks paticipaties in en verkoopt |
Opgelopen rente |
Rente die aangegroeid maar nog niet uitgekeerd is. |
Opkomende markt CEMBI |
Elke opkomende markt en elk land dat deel uitmaakt van de index CEMBI Broad Diversified (of elke vervangende index, indien van toepassing). Deze definitie heeft betrekking op het subfonds abrdn SICAV I – Emerging Markets Corporate Bond Fund. |
Opkomende markten |
alle landen opgenomen in de MSCI Emerging Markets of een samengestelde index op basis daarvan (of vervangende index indien van toepassing) of landen die door de Wereldbank geclassificeerd zijn als lage- en middenlage inkomstlanden. |
Optie |
Een optie geeft het recht, maar niet de verplichting, tot aankoop of verkoop van onderliggend grondstoffen of financiele instrumenten tegen of op een bepaalde datum in de toekomst. Een optie is een derivaat. |
Performance (rendement) |
De performance van een fonds, of van de onderliggende aandelen van een fonds, kan met behulp van verschillende methodieken worden berekend. Doorgaans kijkt men daarbij naar de opbrengsten: de stijging of daling van de waarde in de loop van een bepaalde periode, en vaak uitgedrukt als een percentage. |
Preferent aandeel |
Aandeel in een bedrijf waarbij het dividend aan de houders ervan wordt uitgekeerd voordat er dividend over de gewone aandelen wordt uitgekeerd. In geval van een faillissement van het bedrijf bezitten preferente aandeelhouders een recht om als eersten bedrijfsactiva uitgekeerd te krijgen. Over preferente aandelen wordt doorgaans een vast dividend uitgekeerd, terwijl dat bij gewone aandelen niet het geval is. En in tegenstelling tot gewone aandeelhouders bezitten preferente aandeelhouders meestal geen stemrecht. |
Premie |
Het bedrag waarmee een obligatie of aandeel boven de nominale waarde ervan wordt verkocht. Ook het bedrag waarmee de marktprijs van een closed end fonds hoger is dan de waarde van zijn posities. |
Prospectus |
Officieel schriftelijk document waarmee effecten te koop worden aangeboden. Een prospectus bevat belangrijke informatie over een bepaald fonds, waaronder historie, beheerder(s), doelstellingen, risicofactoren, financiële gegevens, kosten en vergoedingen, enz. Men dient het prospectus altijd goed door te lezen voordat men gaat beleggen. |
Rally |
Snelle stijging van de waarde van de aandelenmarkt of van een bepaald aandeel. |
Rating |
Een rating is de beoordeling van de kredietwaardigheid van een uitgever van specifieke soorten schuldpapier, in het bijzonder obligaties uitgegeven door een rechtspersoon zoals een bedrijf of overheid. Het is een beoordeling - door een kredietbeoordelingsbureau - van de kans dat de uitgever van het schuldpapier in verzuim treedt. |
REIT |
Vastgoedbeleggingsfonds (Real Estate Investment Trust) dat effecten van een vastgoedportefeuille dan wel direct vastgoed aankoopt en beheert. Hierbij valt met name te denken aan beleggingen in woonappartementen, winkelcentra en kantoorzones, alsmede in de vastgoedpromotie. Een REIT kan een gesloten karakter hebben en aandelen bezitten die zijn genoteerd aan een gereglementeerde markt, zodat het een belegging betreft die op grond van de Luxemburgse wet- en regelgeving deel kan uitmaken van een ICBE. Andere REIT's kunnen een open of gesloten karakter hebben en niet genoteerd zijn aan een gereglementeerde markt, waardoor een belegging in dit type entiteiten maximaal 10% van de netto activa van een ICBE-fonds mag betreffen |
Renteswaps |
Renteswaps zijn derivaten waarbij een bepaalde kasstroom (op basis van rentespecificaties) wordt gewisseld tegen een andere kasstroom. Omdat ze over-the-counter worden verhandeld, zijn het in wezen slechts contracten tussen twee of meer partijen, en kunnen deze contracten op diverse manieren aangepast worden. |
R-squared |
R-squared is de mate waarin de volatiliteit van een fonds het gevolg is van de dagelijkse fluctuaties waar de algehele markt mee te maken heeft. Hierbij wordt de correlatie gemeten tussen de beweging van een fonds en de beweging van een index, zoals de FTSE 100. Dit resulteert in een aanduiding van de mate van het verband tussen fondsvolatiliteit en marktrisico. |
Sector |
De categorie waarin fondsen of bedrijven worden onderverdeeld. |
Sectorweging |
De mate waarin een fonds vertegenwoordigd is in een sector (bijv. techniek of vastgoed). |
Secundaire markt |
Markt waar beleggers effecten kopen van andere beleggers, en niet van de uitgevende bedrijven zelf. De nationale effectenbeurzen - zoals de New York Stock Exchange en de NASDAQ - zijn secundaire markten. |
Sharpe-ratio |
Getal dat het risicogewogen rendement van een fonds aangeeft. Hoe hoger het getal, des te beter het is gelukt om bij een bepaald genomen risico een extra rendement te behalen. |
Short gaan |
Het verkopen van een effect dat de verkoper niet in zijn bezit heeft, of een verkoop die totstandkomt door de levering van een effect dat door de verkoper is geleend. Short sellers (baissiers) gaan ervan uit dat ze een aandeel voor een lagere prijs kunnen kopen dan de prijs waarvoor ze het aandeel short hebben verkocht. Short gaan is het tegenovergestelde van long gaan. Short sellers verdienen dus geld als de koers van het aandeel omlaag gaat. |
SICAV |
Société d'investissement à capital variable. Type open beleggingsfonds waarbij de hoogte van het kapitaal in het fonds varieert, afhankelijk van het aantal beleggers. De aandelen in het fonds worden op basis van de actuele nettovermogenswaarde van het fonds gekocht en verkocht. SICAV-fondsen zijn een van de meest voorkomende beleggingsvehikels in Europa. |
small cap´s |
Aandelen uitgegeven door bedrijven met een relatief lage marktkapitalisatie, d.w.z. het totaal aantal uitstaande aandelen maal de koers ervan. Smallcap-aandelen worden gezien als aandelen met een hoog groeipotentieel. |
Speculatieve effecten |
Effecten met een rating die lager is dan "investment grade" |
Spread |
Spread is een Engels woord dat in financiën algemeen verwijst naar de kloof tussen twee intrestvoeten. De precieze definitie is afhankelijk van de soort markt waarin je je bevindt. Bijvoorbeeld, de Bid/Ask spread betreft het verschil tussen de aankoop (ask) en de verkoop (bid). |
Staatsobligatie |
Obligatie die door een nationale overheid in een bepaald land is uitgegeven en in een buitenlandse valuta luidt. De gebruikte buitenlandse valuta is vaak een harde valuta, en dat kan voor de obligatiehouder beduidend meer risico met zich meebrengen. |
Standaardafwijking |
Standaardafwijking is een statistische maatstaf die informatie verschaft over de historische volatiliteit. Een volatiel aandeel heeft bijv. een hoge standaardafwijking, terwijl de afwijking van een stabiel blue chip-aandeel lager is. |
Switch |
Opdracht om geld te switchen van het ene fonds naar het andere, , eea afhankelijk van de voorwaarden van het fonds |
Top-down |
Manier van beleggen waarbij men eerst naar het "grotere plaatje" van de economie en financiële wereld kijkt, om vervolgens gedetailleerder te werk te gaan. |
Totale kostenratio (TER) |
Verhoudingsgetal dat de totale kosten aangeeft die gepaardgaan met het beheren en exploiteren van een beleggingsfonds. Deze kosten bestaan hoofdzakelijk uit beheersvergoedingen en bijkomende kosten, zoals handelskosten, juridische kosten, accountantskosten en andere operationele kosten. De totale kosten van het fonds worden gedeeld door het totale vermogen van het fonds. De uitkomst hiervan is een percentage, en dat is de TER. Ook wel eenvoudigweg ‘kostenratio' genoemd. |
Tracking error |
Mate van afwijking tussen het koersgedrag van een portefeuille en het koersgedrag van een benchmark. In wezen geeft de tracking error het verschil aan tussen het rendement dat een belegger ontvangt en het rendement van de benchmark waaraan hij of zij wordt afgemeten. |
Uitkeringsrendement |
Zie ook ‘Yield'. Het uitkeringsrendement ('distribution yield') wordt gevormd door de bedragen die naar verwachting over de volgende 12 maanden worden uitgekeerd als percentage van de middenkoers van het fonds op een bepaalde datum. Het uitkeringsrendement en het onderliggend rendement zijn gebaseerd op een momentopname van de portefeuille op een bepaalde datum. |
Valutahedging |
Gebruikmaking van transacties met valutafutures en -opties om de waarde van beleggingen en liquiditeiten te beschermen tegen schommelingen van valuta's ten opzichte van de valuta waar het fonds mee werkt. |
Vastrentend |
Belegging die rendement biedt in de vorm van vaste periodieke uitkeringen, uiteindelijk gevolgd door terugbetaling van de hoofdsom op de vervaldatum. Voorbeelden van vastrentende effecten zijn staats- en bedrijfsobligaties. |
Vaststellingsdatum |
De datum waarop het bestuur van een bedrijf bijeenkomt voor het bekendmaken van de datum en hoogte van de eerstvolgende dividenduitkering. Wanneer de uitkering eenmaal is geautoriseerd, noemt men het een gedeclareerd (of vastgesteld) dividend. |
Verkoopopdracht |
Opdracht tot verkoop (inname) van een deelneming in een fonds ('redemption order'). |
Vermogen |
Binnen de context van abrdn is 'vermogen' ('assets') een aanduiding van alles van financiële waarde dat we bezitten. Dit omvat aandelen, effecten, obligaties, vastgoed en alle overige beleggingen. |
Vermogenswinst |
Bedrag waarmee de verkoopkoers van een vermogensbestanddeel de aanvankelijke aankoopkoers overtreft. Een gerealiseerde waardeverandering is een belegging die met winst is verkocht. Een ongerealiseerde waardeverandering is een belegging die weliswaar nog niet is verkocht maar bij verkoop in een winst zou resulteren. De term vermogenswinst wordt vaak gebruikt voor gerealiseerde waardeverandering. |
Vermogenswinstbelasting |
Moet men betalen wanneer een belegging wordt verkocht tegen een hogere prijs dan de aankoopkoers. |
Vervaldatum |
De datum waarop de emittent de oorspronkelijke belegging (de hoofdsom) terugbetaalt aan de obligatiehouders. Dit wordt vaak de aflossingsdatum genoemd. |
Verwatering |
Resultaat van uitgifte van nieuwe aandelen door een bedrijf, in de vorm van een vermindering van de procentuele eigendom die door de reeds aanwezige aandelen wordt vertegenwoordigd. |
Verzuim |
Ingeval van het overslaan van de rentebetaling of de hoofdsom niet aflost, is men in verzuim (default). |
Volatiliteit |
De relatieve snelheid waarmee de prijs van een effect omhoog en omlaag beweegt. |
Volmacht |
Schriftelijk document waarmee een aandeelhouder iemand anders machtigt om hem of haar tijdens een aandeelhoudersvergadering te vertegenwoordigen en zijn of haar stemrecht uit te oefenen. |
Volume |
Het dagelijks aantal verhandelde effecten. |
Vrije kasstroom |
Het door een onderneming gegenereerde bedrag aan geldmiddelen, na aftrek van al haar rente-, belasting- en dividendverplichtingen, en na aftrek van alle investeringen, exclusief aandeelverkopen of -aankopen door de onderneming. |
Waardering |
De vaststelling van de actuele waarde van een activa of beleggingsportefeuille op een bepaalde datum. |
Warrant |
Dit type effect geeft de eigenaar het recht, maar niet de verplichting, om tegen een overeengekomen prijs en op een datum in de toekomst nieuwe aandelen in een bedrijf te kopen. De warrants worden vervolgens verhandeld op de effectenbeurs en hebben vaak een volatielere koers dan bedrijfsaandelen. |
WPA |
Winst per aandeel. De winst die het bedrijf tijdens het jaar per gewoon aandeel heeft geboekt (uitgedrukt in eurocenten). |
Yield |
Opbrengst/rendement in de vorm van dividend- of renteuitkeringen op een effect (aandeel, obligatie, fonds, enz.) uitgedrukt als een percentage van de actuele prijs. De yield wordt berekend door het dividendbedrag te nemen en dit te delen door de actuele koers van het effect. |
Yieldcurve |
Grafiek die het verband aangeeft tussen rendementen en looptijden van een aantal soortgelijke obligaties, meestal staatsobligaties, op een bepaald moment. |
Zwevende wisselkoers |
Deze term wordt gebruikt om aan te geven hoe de wisselkoers van een valuta wordt bepaald door marktkrachten en vrij is om omhoog of omlaag te 'zweven' naargelang de markt dat bepaalt. |